Dankzij onder andere een artikel in het Duitse blad Der Spiegel (hier
een versie op de Engelstalige site) is in gespecialiseerde
financieel-economische media een debat losgebarsten over de vraag: is de
euro een mislukking en moeten we er maar vanaf, of moeten de EU-landen meer
soevereiniteit inleveren aan Brussel?
Eurosceptici die in 1991 al tegen het Verdrag van Maastricht waren, vieren
feest sinds de problemen rond Griekenland aan de oppervlakte kwamen. "Zie
je wel", roepen ze in koor, "we hebben het altijd al gezegd!"
Zij vinden dat een gemeenschappelijke munt niets kan worden zonder
gemeenschappelijk Europees economisch beleid.
En daar hadden ze toch een punt. De regeringsleiders van de EU erkenden dat
zelf ook aan het einde van de jaren ’90 en bedachten de Lissabon Agenda. In
2010 moest Europa de meest competitieve en groene economie van de wereld
zijn.
Dat is niet gelukt. Er wordt nu hard gewerkt aan de Lissabon Agenda 2020. Dan
moet het toch écht gelukt zijn.
Verkiezingen belangrijker dan lange termijn
De Lissabon Agenda 2010 faalde door een gebrek aan politieke wil bij de
nationale regeringen om de benodigde veranderingen door te voeren. Het
realistisch denkvermogen van de dames en heren carrièrepolitici houdt op bij
de eerstvolgende verkiezingscampagne en de soms pijnlijke hervormingen en
bezuinigingen die de Lissabon Agenda vereisten waren niet erg populair.
Voor dat politieke opportunisme krijgt Europa nu de rekening gepresenteerd.
Feit is dat de landen die een goed presterende economie hebben relatief het
minst hoeven te bezuinigen als gevolg van de kredietcrisis en de recessie.
Maar bij andere landen legde de recessie pijnlijke problemen bloot die al
jaren voortwoekerden onder het wollen kleed dat de nationale politici er
iedere verkiezingscampagne overheen legden.
Structureel
Griekenland, Italië, Spanje, Portugal, Ierland en nog een reeks andere
Europese landen (die niet de euro hebben als munt) hebben structurele
problemen, zo blijkt. Investeringen in de economie zijn te lang uitgebleven.
Waar Duitsland, Nederland, Frankrijk en Scandinavische al lang inzetten op een
diverse economie en proberen nieuwe markten en sectoren aan te boren en
daardoor hun economie vergrootten en versterkten, bleven met name
Zuid-Europese landen achter.
Spanje bleek al jaren te drijven op een huizenbubbel. Die knapte en dat is
voor Portugal meteen een groot probleem, want meer dan een kwart van alle
export gaat naar Spanje. Bovendien importeert Portugal al jaren meer dan het
exporteert.
Ierland is een soort Spanje, al was het eiland aardig op weg met het optuigen
van een high-tech industrie. Maar Ierland bleek voornamelijk aantrekkelijk
door de lage bedrijfsbelasting, waardoor bedrijven zich daar snel vestigden
voor assemblage, productie en helpdesks. Maar toen de recessie toesloeg
waren die bedrijven daar ook net zo snel weer weg.
Italië doet het qua diversificatie beter - het land exporteerde mede daardoor
meer dan het importeerde - maar de regering geeft structureel al jaren meer
uit dan zou moeten. De wil om het mes te zetten in overheidsuitgaven blijkt
ook onder de rechtse regering van Silvio Berlusconi minimaal.
Griekenland tenslotte. Dat land heeft echt al járen niks gedaan aan de eigen
economie. Misschien wel omdat het zoveel subsidies kreeg. Hoe dan ook, als
je in 2009 voor 18,6 miljard euro aan olijven en feta exporteert maar je
importeert in hetzelfde jaar voor 61,4 miljard euro aan spullen, dan
hoef je geen raketgeleerde te zijn om in te zien dat het niet lang goed kon
gaan.
Koppen bij elkaar
De discussie zoals nu aangezwengeld door economen in het Der Spiegel-artikel
is tamelijk zwart-wit. Zij stellen dat óf de euro eraan moet, óf de
nationale soevereiniteit maar helemaal bij Brussel ingeleverd moet worden.
Dat is een ondeugdelijk argument van mensen die de Europese Unie en de euro
sowieso geen warm hart toedragen.
Als de tweede keuze is om je soevereiniteit in te leveren, zullen veruit de
meeste mensen kiezen voor het ontmantelen van de euro - het uiteindelijke
doel van de sceptici, tenslotte.
Door dat argument zou Europa zich niet moeten laten gijzelen. De discussie is
niet zwart-wit. Het is uiterst onverstandig om, in het licht van de
ontwikkelingen in Azië, de euro af te schaffen - nog afgezien van de enorme
problemen die dat meteen op zou leveren.
Het zou beter zijn als de leiders van de Eurozone-regeringen erkennen dat er
een weeffout zit in het economische beleid, en dat proberen te corrigeren.
Europees concert
Ieder land heeft zo zijn eigen problemen en zwakke plekken, maar ook sterke
punten. De landen zijn lid van het Europese symfonieorkest, maar tot nu toe
speelt iedereen maar wat aan in de orkestbak. Het zou een goed idee zijn als
de Europese leiders de koppen bij elkaar steken en een plan voor de Europese
economie in elkaar draaien. Rekening houdend met elkanders soevereiniteit en
sterke en zwakke punten, zou daar toch een routekaart voor economische
versterking uit moeten kunnen komen.
Maar laten ze dan wel met elkaar afspreken dat die routekaart meetbaar moet
zijn, en dat er sancties aan verbonden moeten worden. Zomaar wat aanluieren
in een hangmat en subsidie vangen, zoals Griekenland jarenlang deed, kan
niet meer: de mouwen moeten opgestroopt. Doet een land dat niet, dan gaat de
subsidiekraan dicht.
Efficiënt verdelen
Breng in kaart waar welke landen waar goed in zijn, houd daar rekening mee en
stem de Europese subsidies daarop af. Franse boeren zijn niet erg goed in
efficiënt produceren, dus misschien dat daar wat minder subsidie naartoe
kan.
Dat kan dan naar andere sectoren in andere landen waar veel groeipotentie in
zit. Spreek af dat Europese subsidies niet meer gebruikt mogen worden om
industrieën in stand te houden maar alleen om nieuwe te creëren, en om de
infrastructuur - controleerbaar! - te verbeteren.
Er zijn hoopvolle tekenen voor zulke internationale samenwerking. Spanje en
Portugal betaalden samen een fonkelnieuw complex voor de ontwikkeling van
computerchips op hun grens. Dat voorbeeld doet volgen.
Het heeft niets te maken met het inleveren van soevereiniteit. Wel met
broodnodige samenwerking en coördinatie. En trouwens, zelfs onder het
verdrag van Lissabon blijven de nationale lidstaten gewoon de baas in
Europa.
Stil blijven staan en om de zoveel tijd een pak pleisters aanwenden om diepe
gaten in de pan-Europese economie af te dekken is hoe dan ook geen optie
meer.
Dit artikel is oorspronkelijk verschenen op z24.nl